Veelgestelde vragen

Als je overweegt een zonnepark of zonneweide te ontwikkelen, heb je ongetwijfeld allerlei vragen. Hier beantwoorden wij alvast de meest gestelde vragen over zonneparken. 

Wil je meer weten of heb je specifieke vragen over jouw zonproject? Aarzel dan niet om contact met ons op te nemen. Wij denken graag met je mee. 

Categorieën

1. Locatie

Of je een zonnepark mag realiseren op jouw grond hangt af van de locatie. Voor de aanleg van een grondgebonden zonnepark of zonneweide is toestemming van de gemeente nodig. Hiervoor wordt gekeken naar het bestemmingsplan van de mogelijke bouwlocatie. 

Een grondgebonden zonnepark past vrijwel nooit in het huidige bestemmingsplan. Voor een zonnepark is een (tijdelijke) bestemming voor de opwek van duurzame energie nodig, en bovendien is er voor de installatie (een bouwwerk) een omgevingsvergunning nodig. De gemeente is het bevoegd gezag voor bestemmingsplanwijzigingen en het verlenen van de omgevingsvergunning. 

Het is belangrijk dat de voorgestelde locatie voor het zonnepark aansluit bij het regionale beleid. Veel gemeenten ontwikkelen momenteel duurzaam energiebeleid – of hebben dit reeds vastgesteld – als gevolg van de Regionale Energiestrategie (RES). In de RES staat per regio beschreven hoeveel en waar duurzame energie moet worden opgewekt en met welke energiebron (veelal zon en wind) de energie moet worden opgewekt. Controleer goed of de voorgestelde locatie voor het zonnepark binnen het zoekgebied valt en geen onderdeel is van een uitsluitingsgebied, anders kan het lastig zijn om een vergunning te krijgen. 

Vanuit praktisch oogpunt zijn de meeste ondergronden geschikt voor de bouw van een zonnepark. Je kunt dus denken aan een braakliggend vlak weiland, maar ook op bijvoorbeeld een voormalige vuilstort, langs een talud of op een parkeerplaats kunnen zonnepanelen worden geplaatst. 

Wel moet je rekening houden met een aantal mogelijke belemmeringen. Zo kunnen archeologische waarden, natuurelementen of zichtlijnen beperkingen opleggen aan de bouw van een zonnepark, zodat bijvoorbeeld de fundering van de tafels met zonnepanelen op een andere manier moet worden ontworpen. Dit soort beperkingen zijn te vinden in het bestemmingsplan van de percelen. Meer informatie over bestemming en vergunningen vind je bij FAQ 5. 

Ook is het belangrijk dat de zonnepanelen zo min mogelijk schaduw opvangen van omliggende objecten. Hoge bomen of bebouwing in de buurt van het zonnepark veroorzaken grote schaduwen, met name in de winter wanneer de zon laag staat. Hierdoor wordt de opbrengst van het zonnepark lager. Een klein veld omringd door bomen is daarom minder geschikt. Met een goed ontwerp van een zonnepark kun je schaduwverliezen minimaliseren, bijvoorbeeld door de zonnepanelen iets verder van een bomenrij af te plaatsen. 

Geen zorgen, dit is bijna altijd het geval. Er zijn verschillende manieren om de aanleg van een zonnepark toch planologisch mogelijk te maken. 

In alle gevallen is het raadzaam om in een vroeg stadium het eerste contact met de betreffende gemeente te leggen over jouw plannen voor het zonnepark. Na een eerste gesprek zal de gemeente aangeven of er een positieve grondhouding is ten aanzien van (de ligging van) het zonproject en wat de logische vervolgstappen zijn om tot de gewenste vergunning te komen. 

Als de uitkomst van het eerste gesprek positief is, wordt er vaak gekozen om een principeverzoek in te dienen voor het zonnepark. Kort gezegd is een principeverzoek een heel globale vergunningaanvraag, waarin in grote lijnen wordt aangegeven wat de plannen zijn met een motivatie waarom de gemeente medewerking zou moeten verlenen aan het zonnepark. Dit kan via een tender die door de gemeente is uitgeschreven, of op eigen initiatief. 

Als het principeverzoek is goedgekeurd, ben je goed op weg om het zonnepark te realiseren. De gemeente geeft hiermee namelijk aan dat zij de intentie heeft om positief over een vergunningsaanvraag voor het zonnepark te besluiten. Vervolgens heb je in principe de keuze uit de twee meest gangbare routes. Bij de uitgebreide procedure Wabo blijft de huidige bestemming ongewijzigd en wordt er een eenmalige beschikking verleend. Kies je voor de Wro-route, dan wordt het bestemmingsplan voor langere tijd gewijzigd en kun je een reguliere omgevingsvergunning aanvragen. Je bepaalt in overleg met de gemeente welke route het meest geschikt is voor jouw zonproject. 

Bij de vergunningsprocedure voor een zonnepark is draagvlak vanuit de directe omgeving van groot belang. De gemeente hecht waarde aan een goed uitgedacht participatieplan. Ga dus op tijd het gesprek aan met bijvoorbeeld omwonenden en besteed er in het principeverzoek en de vergunningsaanvraag ruime aandacht aan. 

Er bestaat vaak een vrij negatief beeld van zonnepanelen in het landschap. Als men eenmaal ziet wat voor inpassingsmogelijkheden er zijn, worden de reacties meestal al positiever. Daarom is het belangrijk om goed na te denken over hoe het zonnepark in de omgeving kan worden ingepast, zodat de impact op het landschap minimaal is. Een zonnepark hoeft namelijk echt geen lelijke grijze zee te zijn! 

De realisatie van een zonnepark betekent dat voor veel mensen de installatie zichtbaar wordt in het bestaande landschap. Grondgebonden zonneparken zijn inmiddels bekend bij veel Nederlanders. Vaak heb je daardoor te maken met het zogenoemde ‘Not in my backyard’ (NIMBY) effect: de aanleg van een zonnepark roept de meeste weerstand op bij direct omwonenden. 

Gelukkig kan je er van alles aan doen om de landschappelijke inpassing van de zonnepanelen mooi vorm te geven. Zo kan er speciale beplanting (struweelhagen) rondom het zonnepark worden aangelegd, zodat de panelen vanaf naastgelegen paden aan het zicht worden onttrokken. Een andere mogelijkheid is dubbel grondgebruik (zie FAQ 1.5), door bijvoorbeeld schapen te laten grazen onder de zonnepanelen of door bepaalde gewassen te telen.  

Bij het opstellen van het inpassingsplan van de zonnepanelen is het belangrijk om rekening te houden met de natuurvisie van de lokale overheid. Vaak zijn er richtlijnen opgesteld die je vertellen welke kenmerken in het landschap centraal staan en behouden of versterkt moeten worden. Bij het ontwerp van het zonnepark kun je daar vervolgens op inspelen, zodat het park één geheel vormt met de omgeving. 

Als je je grond besluit te gebruiken voor zonnepanelen, hoeft dat niet te betekenen dat de grond nergens anders meer voor beschikbaar is. In sommige gevallen kan een zonnepark zodanig worden ingericht, dat de grond onder en rondom de zonnepanelen tegelijkertijd voor agrarische toepassingen benut kan worden.  

Een ander interessant voorbeeld is een zonnepark op een parkeerplaats, in de vorm van een solar carport. Een solar carport bestaat uit zonnepanelen die op een hoge draagconstructie worden geplaatst, zodat auto’s onder de panelen kunnen parkeren. De groene stroom uit de zonnepanelen kan gebruikt worden door de eigenaar van het parkeerterrein of om elektrische auto’s op te laden. Een solar carport is daarom heel geschikt voor als je wilt verduurzamen, maar geen groot veld of dak beschikbaar hebt. 

Je kunt er bijvoorbeeld voor kiezen om schapen onder de zonnepanelen te laten grazen. Hiermee zorg je bovendien voor het onderhoud van het gras. Ook kan je denken aan het verbouwen van bepaalde gewassen die gebaat zijn bij een schaduwrijke omgeving, zoals sommige paddenstoelen- of bessensoorten. Zo blijft de agrarische functie van de grond behouden én wek je tegelijkertijd duurzame energie op met het zonnepark.

2. Proces en organisatie

Als je een zonnepark wilt ontwikkelen, komt er in het begin misschien veel op je af. Er zijn veel zaken waar je rekening mee moet houden en het kan soms wel enkele jaren duren voor de schop in de grond gaat en de aanleg van de zonnepanelen echt kan beginnen. Bij de ontwikkeling van een zonnepark doorloop je vaak grofweg dezelfde stappen. 

De eerste stap is de keuze voor en het vastleggen van de locatie. Waar gaat het zonnepark gebouwd worden? Is de locatie geschikt voor zonnepanelen?(zie FAQ 1.2) En wie is de eigenaar van de grond of het dak? Het bereiken van een overeenkomst over de grondpositie is een belangrijke eerste mijlpaal in de realisatie van een zonnepark. 

Vervolgens kan het zonproject verder worden uitgewerkt. Op technisch gebied moet er een ontwerp (zie FAQ 3.2) gemaakt worden voor de plaatsing en de opstelling van de zonnepanelen op locatie. Ook is het van belang om al in een vroeg stadium aandacht te besteden aan de netaansluiting (zie FAQ 4.1), om ervoor te zorgen dat de energie uit het zonnepark aan het elektriciteitsnet kan worden teruggeleverd. Dit regel je met de netbeheerder.  

Daarnaast heb je in veel gevallen een of meerdere vergunningen nodig om een zonnepark te kunnen realiseren. De aanvraagprocedure (zie FAQ 5.2) is uitgebreid en kent vaak een lange doorlooptijd. Meestal begint deze procedure met een principeverzoek waarin de initiatiefnemers de plannen voor het zonnepark kenbaar maken en toelichten, waarna de formele vergunningsaanvraag kan worden ingediend.  

Tot slot is ook financiering (zie FAQ 7.7) een belangrijke stap in de ontwikkeling van een zonproject. Een zonnepark wordt vaak gefinancierd met een combinatie van eigen vermogen en een bancaire lening. Daarnaast komen zonprojecten vaak in aanmerking voor subsidie, zoals de SDE++ (zie FAQ 6.1). Met deze financieringsbronnen kan een exploitatieberekening (zie FAQ 7.4) worden gemaakt om de opbrengsten van het zonnepark te voorspellen. 

Als de ontwikkeling voltooid is, kan het zonnepark worden gerealiseerd!

Er zijn verschillende manieren om een zonnepark te ontwikkelen. Voor welke ontwikkelroute je kiest, hangt af van het autonomieniveau dat je wil behouden en het risico dat je wil aannemen. 

De meest zelfstandige optie is om het zonnepark geheel zelf te ontwikkelen. Dat betekent dat de verantwoordelijkheid en daarmee ook het risico volledig bij de projecteigenaar terechtkomt. Je moet daarmee dus zelf op zoek naar bijvoorbeeld leveranciers of onderhoudspartijen voor de zonnepanelen. Ook de financiering van het zonnepark moet door de eigenaar geregeld worden. Wel heb je met deze optie volledige zeggenschap over het zonproject en kun je volledig je eigen keuzes maken. 

Als je liever een klein stapje terug zet maar wel graag autonomie behoudt, kun je een gedelegeerd ontwikkelaar in de arm nemen. Dit betekent dat de ontwikkelaar het ontwikkelproces van het zonnepark ondersteunt, bijvoorbeeld als het gaat om het organiseren van vreemd vermogen. Tegelijkertijd heb je als opdrachtgever nog steeds veel regie. 

Als je de ontwikkeling van het zonnepark graag geheel uit handen wil geven, is een pachtovereenkomst met een ontwikkelaar de beste optie. In dit geval maak je afspraken met de ontwikkelaar over de gewenste vergoedingen en laat je de ontwikkeling zelf vervolgens volledig aan de externe partij over. Hiermee heb je het minste werk aan je zonproject, maar je legt jezelf hiermee wel voor bepaalde tijd vast, ook als de ontwikkeling uiteindelijk stukloopt. 

3. Technologie en ontwerp

Hoeveel energie je kunt opwekken met een zonnepark is niet onmiddellijk te voorspellen. De opbrengst van een zonnepark hangt namelijk af van een heleboel factoren, bijvoorbeeld het type zonnepanelen dat gebruikt wordt, de ligging en oriëntatie van de percelen en de aanwezigheid van schaduwvormende objecten in de omgeving.   

Om toch een inschatting te krijgen van de opbrengst van een toekomstig zonnepark, kan je een paar vuistregels gebruiken. Gemiddeld past er op 1 hectare grond een vermogen van 1200 kWp (kilowatt piek) aan zonnepanelen. Dit levert ieder jaar zo’n 1,1 GWh (gigawattuur), oftewel 1,1 miljoen kWh (kilowattuur), aan elektriciteit. Ter vergelijking: dit is genoeg energie om jaarlijks zo’n 400 huishoudens van stroom te voorzien! 

Je kunt op deze manier eenvoudig zelf een inschatting maken van de opbrengst van een zonnepark op jouw grond met de volgende berekening: 

energieopbrengst in GWh per jaar = beschikbaar aantal hectare x 1,1  

Om een zonnepark te ontwerpen, moet je met een aantal dingen rekening houden. Ten eerste is de ligging van de grond waarop het zonnepark gebouwd moet worden van belang. In het ontwerp kun je ervoor kiezen om de zonnepanelen naar het zuiden te oriënteren (een zogenaamde zuidopstelling) of afwisselend naar het oosten en het westen (een oost-westopstelling). Een zuidopstelling geeft meer opbrengst tussen de middag, terwijl een oost-westopstelling in de ochtend en avond meer elektriciteit produceert (zie ook FAQ 3.3). De keuze voor de oriëntatie van de zonnepanelen hangt gedeeltelijk samen met de vorm en de ligging van de percelen.  

Ook moet je in het ontwerp letten op objecten in de directe omgeving van het zonnepark, zoals bomen of gebouwen. Zonnepanelen die dicht bij een schaduwvormend object liggen zullen minder elektriciteit opbrengen. Daarom kan het in sommige gevallen voordeliger zijn om het zonnepark zo te ontwerpen dat er bijvoorbeeld geen panelen direct langs de schaduwbronnen worden geplaatst. 

Specialisten maken voor het ontwerpen van een zonnepark gebruik van speciale simulatiesoftware. Goede software simuleert de opbrengst van de zonnepanelen in 3D gedurende een volledig jaar. Zo wordt er rekening gehouden met de veranderende stand van de zon en weersveranderingen over de seizoenen. Door de opbrengst van het zonnepark heel nauwkeurig te berekenen, kan de opstelling worden bijgesteld om tot een zo efficiënt mogelijk ontwerp te komen. 

Bij het plaatsen van zonnepanelen moet je kiezen in welke richting de panelen georiënteerd staan. De opbrengst van een zonnepaneel is het grootst wanneer het zonlicht er recht op valt, maar de stand van de zon verandert natuurlijk gedurende de dag. In het algemeen heb je bij het ontwerpen van een zonnepark de keuze uit twee soorten oriëntaties. 

Bij een zuidopstelling staan alle panelen gericht op het zuiden. De intensiteit van invallend zonlicht is het grootst in de middag, wanneer de zon in het zuiden staat. Door de zonnepanelen in een zuidopstelling te plaatsen maak je daar gebruik van en heb je dus in de middag een hoge piekopbrengst. De panelen liggen op tafels die in lange rijen staan opgesteld en hellen schuin omhoog om het zonlicht zo goed mogelijk op te kunnen vangen. Doordat de panelen zo schuin liggen ontstaat er wel meer schaduwvorming. Daarom moeten de rijen iets verder uit elkaar staan en kan je met een zonnepark in een zuidopstelling een minder groot vermogen kwijt. 

Bij een oost-westopstelling staan de panelen afwisselend op het oosten en het westen gericht, onder een flauwe hoek. Omdat de hoek kleiner is dan bij een zuidopstelling is kunnen de rijen veel dichter op elkaar geplaatst worden, zonder last te hebben van schaduw. Zo kun je met een oost-westopstelling zo’n 30% meer panelen plaatsen op hetzelfde oppervlak. De opbrengst van een oost-westopstelling is meer verspreid over de dag: vergeleken met een zuidopstelling is de opbrengst hoger in de ochtend en avond en lager tussen de middag. 

Voor welke opstelling je kiest hangt af van je voorkeuren, maar ook van de financiële prestaties van het zonnepark en de eisen van de gemeente. Door beide types opstellingen door te (laten) rekenen kun je erachter komen welke opstelling het beste past bij jouw situatie. 

Een zonnepark bestaat natuurlijk voor het grootste deel uit zonnepanelen, ook wel PV-modules genoemd. De modules kunnen in een lange rij of ‘string’ worden geschakeld, of juist parallel aan elkaar. Als er zon op de panelen schijnt wekken ze een stroom op (zie FAQ 3.6), die door de kabels wordt getransporteerd. 

De spanning die een zonnepaneel opwekt is echter een gelijkspanning. Ons elektriciteitsnetwerk werkt op wisselspanning. Om te zorgen dat de spanning uit het zonnepark aan het net kan worden toegevoerd, heb je daarom een omvormer nodig. De omvormer maakt wisselspanning van gelijkspanning en zorgt er bovendien voor dat de zonnecellen een zo groot mogelijk vermogen leveren. 

De laatste stap die nodig is, is om de wisselspanning uit de omvormer geschikt te maken voor transport in het (hoogspannings-)net. De spanning uit het zonnepark is vaak niet even groot als de spanning die er op het net staat. Om de spanning op het juiste niveau te krijgen, worden transformatoren gebruikt.  

Er zijn twee typen zonnepanelen die je het vaakst zult tegenkomen: monokristallijn en polykristallijn. Beide typen zijn als de grote rechthoekige panelen terug te zien op zonnedaken of in zonneparken, maar als je goed kijkt kun je het verschil aflezen aan de kleur. 

Monokristallijne zonnepanelen zijn egaal zwart van kleur. Zoals de naam al doet vermoeden, bestaan deze panelen uit een enkel kristal. Dit betekent dat het silicium waar het paneel van gemaakt is één samenhangende kristalstructuur vormt. Monokristallijne zonnepanelen zijn het meest efficiënt in hun energieopwek, maar ze zijn ook duurder in aanschaf. 

Polykristallijne zonnepanelen herken je aan hun blauwe kleur waar vaak verschillende schakeringen in te zien zijn. Deze panelen worden gemaakt door silicium in een mal te smelten, waarna het materiaal bij het uitharden meerdere grove kristallen vormt. Je levert hiermee iets in aan efficiëntie van de zonnepanelen, maar de prijzen zijn voordeliger. 

Daarnaast bestaan er ook zonnepanelen die niet plat en star, maar juist dun en flexibel zijn. Deze lichte, buigzame zonnepanelen kunnen heel interessant zijn voor bepaalde onconventionele of innovatieve toepassingen, zoals op ongewoon gevormde oppervlakken of in het geval van een zwakkere draagconstructie. 

Als je een zonnepark wil ontwikkeling, hoef je niet veel meer te weten dan dat een zonnepaneel zonlicht omzet in elektriciteit. Toch is het best interessant om iets meer te weten over de werking van een zonnepaneel. 

Een zonnepaneel bestaat uit kleine zonnecellen, ook wel fotovoltaïsche cellen genoemd. Zo’n zonnecel is gemaakt van een specifiek soort materiaal: een halfgeleider. Halfgeleiders vallen qua eigenschappen precies tussen metalen en isolatoren in: ze geleiden alleen elektriciteit onder bepaalde omstandigheden. 

Licht van de zon bestaat uit kleine deeltjes, fotonen genaamd. Als zo’n foton op een zonnepaneel valt, kan er interactie ontstaan met het materiaal van het paneel, dat bestaat uit atomen met elektronen. De energie van het foton is in staat om een elektron los te maken van het atoom waar het bij hoorde. Nu kan het elektron vrij door het materiaal heen bewegen.  

De halfgeleider in de zonnecel is echter op zo’n manier ontworpen, dat de elektronen maar één kant op kunnen bewegen. Zo ontstaat er dus een stroom gelijkmatig bewegende elektronen. Oftewel, er is elektriciteit! Zolang er licht en dus fotonen op de panelen blijven vallen, zal er elektriciteit worden opgewekt. 

De elektronen in een zonnepaneel bewegen allemaal met gelijkmatige snelheid in dezelfde richting. Dit noemen we ook wel een gelijkspanning. Apparaten die op het elektriciteitsnet zijn aangesloten werken echter allemaal op wisselspanning, wat betekent dat de bewegingsrichting steeds wordt omgedraaid. Om de elektriciteit van het zonnepark aan het net te kunnen leveren voor verder gebruik, is er daarom een omvormer nodig, die de gelijkspanning omzet in de gewenste wisselspanning. 

Als het gaat om de ontwikkeling van een zonnepark, is een veelgehoord bezwaar de efficiëntie van de beschikbare zonnepanelen. De techniek gaat hard en panelen zullen steeds efficiënter worden. Is het dan niet verstandiger om af te wachten tot er betere panelen komen, in plaats van nu al een zonnepark te bouwen? 

Het antwoord hierop is niet eenduidig. Of het zinvol is om een zonnepark te ontwikkelen, hangt in de eerste plaats af van de businesscase. Als de businesscase voldoende positief is en de eigenaar tevreden is met het verwachte rendement, dan is een zonproject een economisch waardevolle investering. Met de huidige efficiëntie van verkrijgbare zonnepanelen is het zeker mogelijk om een aantrekkelijke businesscase te realiseren. 

Wat daarnaast ook meeweegt, is de regeling omtrent subsidies. In Nederland is de SDE++- subsidie de drijvende kracht achter zonprojecten. Zonder subsidie zijn zonneparken op dit moment niet rendabel. De overheid is echter bezig met het afbouwen van de SDE++-regeling, wat betekent dat het ieder jaar uitdagender wordt om tot een positieve businesscase te komen. Dit is een reden om het realiseren van een zonproject zeker niet uit te stellen, maar juist nu nog gebruik te maken van de relatief hoge subsidies. 

4. Netaansluiting

Om de elektriciteit uit een zonnepark te kunnen certificeren en verkopen, heb je een netaansluiting nodig. De netaansluiting wordt verzorgd door de regionale netbeheerder, bijvoorbeeld Enexis, Liander of Stedin. Om een zonnepark op het net aan te kunnen sluiten, zal je dus bij de netbeheerder een aanvraag moeten indienen. Deze aanvraag wordt alleen goedgekeurd als er voldoende capaciteit is om het gewenste vermogen van het zonnepark te kunnen aansluiten. 

Je kunt online vaak al een aanvraag doen om een inschatting te krijgen van de beschikbare netcapaciteit op de locatie van jouw zonnepark. Dit heet een transportindicatie. Een transportindicatie biedt geen garantie dat jouw zonnepark ook daadwerkelijk aangesloten kan worden, maar je krijgt hiermee wel een idee van de netsituatie op locatie. Netcapaciteit reserveren doe je vervolgens door middel van een offerteaanvraag bij de netbeheerder. 

Zonneparken en andere vormen van duurzame opwek hebben echter te maken met de toenemende capaciteitsproblemen van het elektriciteitsnet, ook wel bekend als congestie. Dit betekent dat teruglevering van bijvoorbeeld zonne-energie aan het net in veel regio’s steeds moeilijker wordt. In sommige gevallen zal je daarom een negatieve transportindicatie voor jouw zonnepark ontvangen. Op de congestiekaart van je netbeheerder kan je zien of er capaciteitsbeperkingen zijn in de regio van jouw zonnepark. 

Gelukkig zijn er verschillende oplossingsroutes (zie FAQ 4.3) als aansluiting van een zonnepark op het net niet direct mogelijk is. Netbeheerders werken bijvoorbeeld aan uitbreiding van hun capaciteit; met een offerteaanvraag kan je de urgentie hiervan verhogen en eventueel toekomstige capaciteit voor je zonproject reserveren. Ook zijn er creatieve oplossingen mogelijk, bijvoorbeeld door gebruik te maken van cable pooling of batterijopslag (zie FAQ 9). 

Om een zonnepark op het net aan te kunnen sluiten, moet je capaciteit op het elektriciteitsnet reserveren. De eerste stap is om bij de regionale netbeheerder een transportindicatie aan te vragen. Hierbij geef je aan welk vermogen je voor de teruglevering van zonne-energie wilt reserveren. 

Een transportindicatie is nog geen garantie of bevestiging dat je jouw zonnepark ook daadwerkelijk kunt aansluiten. Daarvoor moet je een offerte aanvragen bij de netbeheerder. Als de transportindicatie positief is en de netbeheerder het vermogen van het zonnepark inderdaad aankan, kun je een offerte aangeboden krijgen. Hierin krijg je ook een inschatting van de kosten van de aansluiting. De offerte geldt als daadwerkelijke reservering van de netcapaciteit. 

Bij de offerte hoort een bepaalde bedenktijd. Tijdens de bedenktijd is de capaciteit voor jouw zonproject gereserveerd. Als de bedenktijd afloopt, wordt de reservering ingetrokken en moet je opnieuw een offerte voor het zonnepark aanvragen. Ga hier dus zorgvuldig mee om. 

Het kan zijn dat je geen offerte of zelfs geen transportindicatie kunt krijgen, omdat er te weinig netcapaciteit beschikbaar is (ook wel congestie genoemd). In dat geval is een offerteaanvraag voor je zonnepark toch zinvol, omdat je hiermee een signaal afgeeft aan de netbeheerder om eventuele uitbreidingswerkzaamheden te versnellen. In de tussentijd kun je andere mogelijke oplossingsroutes verkennen (zie FAQ 4.3). 

Netbeheerders kampen in veel regio’s met capaciteitsproblemen. Dat betekent in sommige gevallen dat het niet direct mogelijk is om een nieuw zonnepark op het net aan te sluiten. Je kunt de capaciteit in jouw regio controleren op de capaciteitskaarten van je netbeheerder. Zo zie je meteen of jouw zonnepark zich op een knelpunt bevindt. 

Als er inderdaad sprake is van congestie en je misschien zelfs al een negatieve transportindicatie voor je zonnepark hebt ontvangen, sta je gelukkig niet meteen met lege handen. Veel ontwikkelaars van zonneparken hebben met netschaarste te maken, en er worden steeds meer creatieve oplossingen voor bedacht. Op dit moment zijn er meerdere dingen die je kan doen wanneer je zonproject niet (meteen) aangesloten kan worden. 

Neem eerst het investeringsplan van de netbeheerder door. In het investeringsplan vind je geplande uitbreidingswerkzaamheden om de netcapaciteit te vergroten. Zo kan je zien of het station waarop je je zonnepark wilt aansluiten in de nabije toekomst zal worden uitgebreid. 

Als er geen uitbreidingsplannen zijn, of je daar niet op wilt wachten, kun je denken aan ‘cable pooling’. Hierbij combineer je jouw zonnepark met bijvoorbeeld een nabijgelegen windpark op dezelfde netaansluiting. Omdat zonnepanelen en windmolens op verschillende momenten hun piekvermogen draaien, kunnen beide projecten elektriciteit terugleveren via dezelfde aansluiting. Dit kost de netbeheerder dus minder capaciteit. 

Er zijn ook steeds meer innovatieve oplossingen voor congestie. Denk bijvoorbeeld aan batterijopslag (zie FAQ 9) in combinatie met een zonnepark. Door het systeem slim aan te sturen kun je de overmaat aan elektriciteit uit de zonnepanelen op piekmomenten opslaan in een batterij. Deze energie kan dan op rustige momenten alsnog naar het net worden toegevoerd. Op deze manier heb je minder aansluitcapaciteit nodig voor je zonnepark. 

Als je je eigen verbruik wilt compenseren met energie uit zonnepanelen, kun je gebruik maken van de salderingsregeling. Met de salderingsregeling kun je stroom die je opwekt met zonnepanelen en teruglevert aan het net aftrekken van de stroom die je zelf verbruikt. Daarom betaal je alleen voor de netto hoeveelheid energie die overblijft. Als je meer energie opwekt dan verbruikt, krijg je daarvoor een vergoeding van de energieleverancier. 

De salderingsregeling wordt in de nabije toekomst echter afgebouwd. In 2031 verdwijnt het voordeel volledig en krijg je alleen nog een vergoeding van je energieleverancier voor de zonnestroom die je teruglevert. Je moet dan over de stroom die je zelf verbruikt volledig energiebelasting betalen. Het idee is dat de techniek steeds betaalbaarder zal worden, zodat zonnepanelen uiteindelijk ook zonder salderen financieel interessant blijven. 

5. Vergunningen

Om een zonnepark te kunnen realiseren, heb je bepaalde vergunningen nodig. Welke vergunningen je precies nodig hebt, hangt af van het type zonproject en de plek waar dit gebouwd gaat worden. De belangrijkste vergunning die nodig is voor een zonnepark is de omgevingsvergunning. 

Voor zonnepanelen op een bestaand dak heb je vaak geen omgevingsvergunning nodig, zolang de panelen niet te dicht op de dakrand worden geplaatst. Als het gaat om nog niet gerealiseerde nieuwbouw is het wel belangrijk dat de zonnepanelen in de vergunningsaanvraag voor de bouw worden opgenomen. 

Voor een grondgebonden zonnepark is wel een omgevingsvergunning nodig. Omdat het bestemmingsplan vaak niet voldoet voor de bouw van zonnepanelen, moet je rekenen op een uitgebreide procedure (zie FAQ 5.2). Je moet deze vergunning kunnen overleggen bij een subsidieaanvraag (zie FAQ 6), dus het is belangrijk om hier op tijd mee te beginnen. 

Andere vergunningen die je nodig hebt voor een zonnepark hangen af van de locatie-eigenschappen. Als de bouwactiviteiten voor het zonnepark plaatsvinden op of om werken van Rijkswaterstaat, zoals wegen, tunnels of dijken, dan is er een ook Wbr (Wet beheer rijkswaterstaatswerken) vergunning nodig. In sommige gevallen, wanneer je te maken hebt met oppervlaktewater of grondwater, is ook een watervergunning vereist. 

Voor zonnepanelen op bestaande daken zijn in het algemeen geen extra vergunningen vereist. Om een grondgebonden zonnepark te mogen bouwen, heb je echter een omgevingsvergunning nodig van de gemeente. Het verkrijgen van zo’n vergunning is vaak een langdurig proces, dat bestaat uit een aantal stappen. 

In alle gevallen is het raadzaam om in een vroeg stadium het eerste contact met de betreffende gemeente te leggen over jouw plannen voor het zonnepark. Na een eerste gesprek zal de gemeente aangeven of er een positieve grondhouding is ten aanzien van (de ligging van) het zonproject en wat de logische vervolgstappen zijn om tot de gewenste vergunning te komen. 

Als de uitkomst van het eerste gesprek positief is, wordt er vaak gekozen om een principeverzoek in te dienen voor het zonnepark. Kort gezegd is een principeverzoek een heel globale vergunningaanvraag, waarin in grote lijnen wordt aangegeven wat de plannen zijn met een motivatie waarom de gemeente medewerking zou moeten verlenen aan het zonnepark. Dit kan via een tender die door de gemeente is uitgeschreven, of op eigen initiatief. 

Als het principeverzoek is goedgekeurd, ben je goed op weg om het zonnepark te realiseren. De gemeente geeft hiermee namelijk aan dat zij de intentie heeft om positief over een vergunningsaanvraag voor het zonnepark te besluiten. Vervolgens heb je in principe de keuze uit de twee meest gangbare routes. Bij de uitgebreide procedure Wabo blijft de huidige bestemming ongewijzigd en wordt er een eenmalige beschikking verleend. Kies je voor de Wro-route, dan wordt het bestemmingsplan voor langere tijd gewijzigd en kun je een reguliere omgevingsvergunning aanvragen. Je bepaalt in overleg met de gemeente welke route het meest geschikt is voor jouw zonproject. 

Bij de vergunningsprocedure voor een zonnepark is draagvlak vanuit de directe omgeving van groot belang. De gemeente hecht waarde aan een goed uitgedacht participatieplan. Ga dus op tijd het gesprek aan met bijvoorbeeld omwonenden en besteed er in het principeverzoek en de vergunningsaanvraag ruime aandacht aan. 

De tijd die je nodig hebt om een omgevingsvergunning te verkrijgen voor je zonnepark hangt af van de vergunningsprocedure (zie FAQ 5.2) waar je voor gekozen hebt. Er zijn twee gangbare mogelijkheden: de uitgebreide procedure Wabo en de Wro-route. 

Bij de uitgebreide procedure Wabo blijft het bestaande bestemmingsplan ongewijzigd en krijgt en krijg je een eenmalige beschikking voor het zonnepark. Formeel heeft de aanvraag van een vergunning via de uitgebreide procedure Wabo een doorlooptijd van maximaal 6 maanden. Binnen acht weken kan het bevoegd gezag beslissen om de beslistermijn eenmalig met zes weken te verlengen. Daarnaast kan het bevoegd gezag besluiten de beslissing aan te houden, waarmee de beslistermijn wordt opgeschort. Bij inwerkingtreding van de omgevingsvergunning kan de initiatiefnemer gelijk starten met de werkzaamheden. In veel gevallen kan een uitgebreide procedure dus tijdwinst opleveren. 

Een mogelijk nadeel van de uitgebreide procedure Wabo is wel dat er beroepsmogelijkheid is bij twee instanties (rechtbank en Raad van State). Een beroepsprocedure kan wel tot 12 maanden duren. Als de zaak in hoger beroep wordt behandeld, kan de procedure met nog eens 12 maanden worden verlengd. Dat betekent dat de vergunningsprocedure voor je zonnepark bij elkaar wel 2,5 jaar kan duren. 

Via de Wro-route wordt het huidige bestemmingsplan wél gewijzigd om de bouw van een zonnepark toe te staan. Daarna kun je via de reguliere procedure een omgevingsvergunning aanvragen. Een bestemmingsplanprocedure heeft geen wettelijk termijn na het aanleveren van het concept zoals bij een omgevingsvergunning. In de voorbereidingsfase van een bestemmingsplan kan dus veel tijd gaan zitten. Wel is er een termijn gesteld van maximaal 12 weken na de inzagetermijn van het ontwerp van het zonnepark tot aan de vaststelling. Bij een bestemmingsplan is er over het algemeen ook meer tijd voor overleg met belanghebbenden. Dit kan het aantal bezwaren mogelijk beperken. Beroep is daarnaast maar bij één instantie (Raad van State) mogelijk met een beroepstermijn van maar 6 maanden. 

Na de vaststelling van een bestemmingsplan kan er niet gelijk worden begonnen met de bouwwerkzaamheden voor het zonnepark. Er dient nog een omgevingsvergunning te worden aangevraagd. Dit is de reguliere procedure met een termijn van 8 weken (met een mogelijkheid tot verlenging met 6 weken). Een nadeel hiervan is dat bij een omgevingsvergunning er wel weer rechtsmogelijkheden zijn. Een belanghebbende kan dus nogmaals beroep aantekenen. 

6. Subsidie

Als je duurzame stroom wil gaan opwekken door zonnepanelen te plaatsen, kun je subsidie aanvragen. Er zijn verschillende subsidies waar je zonnepark voor in aanmerking kan komen. Twee belangrijke zijn de SDE++ en de SCE (voormalige postcoderoosregeling). 

De SDE++-subsidie (Stimulering Duurzame Energieproductie en Klimaattransitie) is de grootste duurzaamheidssubsidie die je kunt inzetten voor zonnepanelen. Je komt in aanmerking voor de SDE++ als je zonproject minimaal 15 kWp groot is en je beschikt over een grootverbruikersaansluiting. Er zijn verschillende categorieën voor grondgebonden, gebouwgebonden en drijvende zonneparken in uiteenlopende groottes. Vooral voor grootschalige, commerciële zonneparken is de SDE++ zeer geschikt. 

De SCE-subsidie (Stimulering Coöperatieve Energieopwekking, eerder bekend als de postcoderoosregeling) is specifiek bedoeld voor leden van een energiecoöperatie of vereniging van eigenaars (VvE) die een zonnepark willen ontwikkelen. De SCE richt zich op kleinschalige, lokale zonprojecten tot maximaal 500 kWp. Leden van de coöperatie of VvE die het zonnepark ontwikkelt moeten woonachtig zijn in een postcodegebied aangrenzend aan het zonnepark.

De SDE++-subsidie is een subsidie die bedoeld is voor commerciële duurzaamheidsprojecten, waaronder zonnepanelen.  

De SDE++ is een zogenaamde exploitatiesubsidie. Dat betekent dat je een vergoeding krijgt per geproduceerde kWh energie uit je zonnepark. Er bestaan verschillende categorieën installaties die SDE++-subsidie kunnen aanvragen, afhankelijk van het type zonnepark (grondgebonden, gebouwgebonden of drijvend op water) en de omvang van de opstelling. Zowel statische als zonvolgende zonnepanelen komen in aanmerking voor de SDE++. De subsidie heeft een looptijd van 15 jaar. 

Op dit moment zijn de kosten voor de aanleg en het onderhoud van een zonnepark hoger dan de opbrengsten. De SDE++-subsidie compenseert de ‘onrendabele top’, oftewel het verschil tussen de kostprijs van de techniek (het basisbedrag) en de opbrengsten, bijvoorbeeld door stroomverkoop (het correctiebedrag). Het correctiebedrag hangt af van de huidige kostprijs van elektriciteit en wordt jaarlijks opnieuw vastgesteld. 

Het basisbedrag representeert de kosten van de zonne-installatie. Je kiest zelf het bedrag waar je je voor in wilt schrijven. De SDE++-subsidie opent in vier fasen, waarin het maximaal toegestane basisbedrag steeds oploopt. De subsidie wordt als eerst verleend aan de goedkoopste inschrijvingen en de regeling sluit zodra het subsidieplatform is bereikt. Het is dus van belang om je zonproject zo snel mogelijk na de openstelling in te schrijven en te kiezen voor een zo laag mogelijk basisbedrag waarmee een positieve businesscase kan worden bereikt. 

Voor de aanvraag van de SDE++-subsidie moet je een aantal zaken kunnen aanleveren (zie ook FAQ 6.3). Sommige benodigdheden zijn arbeidsintensief (zoals een uitgebreide haalbaarheidsstudie voor grotere zonprojecten) of kennen een lange doorlooptijd (zoals vergunningsprocedures). Begin daarom op tijd aan de voorbereiding voor je subsidieaanvraag. 

De SDE++-subsidie is de belangrijkste subsidie voor zonprojecten in Nederland en is bovendien nog bijna altijd noodzakelijk om een project financierbaar te maken. Het is daarom van groot belang dat je je aanvraag voor de SDE++-subsidie voor jouw zonnepark op tijd en zorgvuldig voorbereid.  

De SDE++ is niet het hele jaar door beschikbaar, maar opent op ruim vooraf aangekondigde data. De openstelling verloopt in vier fasen, waarin de maximaal toegestane subsidiehoogte steeds verder oploopt. Zodra het subsidieplafond is bereikt, sluit de regeling direct, ook wanneer de laatste fase nog niet is bereikt. Je kunt dus zelf beslissen hoeveel subsidie je voor je zonnepark wil aanvragen, maar met een lager bedrag maak je meer kans om de SDE++ ook daadwerkelijk toegekend te krijgen. 

Om SDE++-subsidie aan te vragen heb je een aantal zaken nodig. Ten eerste moet je de benodigde vergunningen voor het zonproject, zoals een omgevingsvergunning, bij de aanvraag kunnen overleggen. Ook heb je een transportindicatie van de netbeheerder nodig, om te laten zien dat het zonnepark naar redelijke waarschijnlijkheid op het net aangesloten zal kunnen worden. Afhankelijk van de grootte van het project zal je ook een haalbaarheidsstudie moeten aanleveren, waarin de businesscase van het project wordt uitgerekend en onderbouwd.  

Zorg ervoor dat je niet te lang wacht met het regelen van de benodigdheden voor de SDE++. Sommige stappen (zoals vergunningen of een exploitatieberekening) nemen veel tijd in beslag en om goede kans te maken op toekenning van de subsidie moet de aanvraag zo snel mogelijk na openstelling worden ingediend. Ga hier dus op tijd mee aan de slag. 

De SCE-subsidie is een subsidie die bedoeld is voor kleinschalige, lokale duurzaamheidsprojecten in coöperatief verband, waaronder zonnepanelen. 

De SCE (vroeger bekend als de postcoderoosregeling) is een zogenaamde exploitatiesubsidie. Dat betekent dat je een vergoeding krijg per geproduceerde kWh energie uit je zonnepark. Op dit moment zijn de kosten voor de aanleg en het onderhoud van een zonnepark hoger dan de opbrengsten. De SCE-subsidie compenseert de ‘onrendabele top’, oftewel het verschil tussen de kostprijs van de techniek (het basisbedrag) en de opbrengsten, bijvoorbeeld door stroomverkoop (het correctiebedrag). Het correctiebedrag hangt af van de kostprijs van elektriciteit en wordt jaarlijks opnieuw vastgesteld. 

Om in aanmerking te komen voor de SCE-subsidie, moeten de leden van de coöperatie of VvE woonachtig zijn in de postcoderoos van de zonne-installatie. Een postcoderoos bestaat uit een centraal postcodegebied samen met alle direct aangrenzende postcodegebieden. De zonnepanelen mogen in het centrale gebied of in één van de aangrenzende gebieden worden geplaatst. 

De SCE is jaarlijks in een ruime periode opengesteld. De verdeling van het budget gaat op volgorde van binnenkomst en eindigt zodra het plafond is bereikt. Als dat gebeurt moet je de volgende openstellingsronde afwachten. Het is daarom verstandig om de aanvraag tijdig te regelen. 

Voor de aanvraag van de SCE-subsidie moet je een aantal zaken kunnen aanleveren (zie ook FAQ 6.5). Sommige benodigdheden zijn arbeidsintensief (zoals een haalbaarheidsstudie) of kennen een lange doorlooptijd (zoals vergunningen). Begin daarom op tijd aan de voorbereiding voor je subsidieaanvraag. 

De SCE is een regeling die vergelijkbaar is aan de bekende SDE++ (zie FAQ 6.2), maar gericht is op kleinschalige zonprojecten in coöperatief verband.  

De SCE is jaarlijks in een ruime periode opengesteld. De verdeling van het budget gaat op volgorde van binnenkomst en eindigt zodra het plafond is bereikt. Als dat gebeurt moet je de volgende openstellingsronde afwachten. Het is daarom verstandig om de aanvraag tijdig te regelen. 

Om SDE++-subsidie aan te vragen heb je een aantal zaken nodig. Ten eerste moet je de benodigde vergunningen voor het zonproject, zoals een omgevingsvergunning, bij de aanvraag kunnen overleggen. Als je voor je zonnepark een grootverbruikersaansluiting zal gebruiken heb je ook een transportindicatie van de netbeheerder nodig, om te laten zien dat het zonnepark naar redelijke waarschijnlijkheid op het net aangesloten zal kunnen worden. Daarnaast zal je ook een haalbaarheidsstudie moeten aanleveren, waarin de businesscase van het project wordt uitgerekend en onderbouwd. Ook moet je aangeven dat de leden van de coöperatie of VvE woonachtig zijn binnen een bepaald postcodegebied rondom het zonnepark. 

Zorg ervoor dat je niet te lang wacht met het regelen van de benodigdheden voor de SDE++. Sommige stappen (zoals vergunningen of een exploitatieberekening) nemen veel tijd in beslag en om goede kans te maken op toekenning van de subsidie is het het beste om de aanvraag zo snel mogelijk na openstelling te dienen. Ga hier dus op tijd mee aan de slag. 

7. Financieel

Een zonnepark ontwikkelen en bouwen is niet goedkoop. Niet alleen moet je betalen voor de zonnepanelen zelf, maar je moet ook rekening houden met kosten voor de netaansluiting, benodigde vergunningen en de arbeid rondom de ontwikkeling. Hoe hoog deze kosten zullen oplopen voor jouw zonnepark is niet precies te voorspellen. Dat hangt namelijk af van het type project en hoe je de ontwikkeling organiseert. 

Wel kunnen we een aantal voorbeelden geven van fictieve projecten, gebaseerd op onze referenties. Neem bijvoorbeeld een grondgebonden zonnepark van 2 hectare, met een vermogen van 2,5 MWp. De zonnepanelen kosten in deze casus ongeveer 1,1 miljoen euro. In totaal komt daar nog 300.000 euro aan overige kosten bij. Dat betekent dat de eerste investering die nodig is voor dit zonnepark uitkomt op zo’n 1,4 miljoen euro. 

Een ander voorbeeld is een klein solar carport van 500 kWp. De prijs van de zonnepanelen, inclusief draagconstructie, is in dit geval 350.000 euro. Voor ontwikkeling, aansluiting en vergunning is nog zo’n 100.000 euro nodig. Dat komt neer op een eerste investering van 450.000 euro voor het solar carport. 

Voor zonneparken zijn dus grote investeringen nodig. Deze investeringenhoeven echter niet volledig door de eigenaar van het zonnepark gedaan te worden. Vaak wordt er gebruik gemaakt van leverage: een deel van de benodigde investering wordt ingevuld met geleend geld (ook wel vreemd vermogen genoemd). Hierdoor wordt het rendement op de eigen inleg (het eigen vermogen) bovendien verhoogd.  

Vaak zie je voor de verhouding tussen eigen vermogen en vreemd vermogen een verdeling van 20/80. Dat betekent dat maar 20% van de benodigde investering voor het zonnepark zelf hoeft te worden aangeleverd; de rest wordt geleend bij een bank. In het voorbeeld van het grondgebonden zonnepark is er dus zo’n 280.000 euro aan eigen vermogen nodig, en voor de solar carport zelfs slechts 90.000 euro. Hoeveel je precies kunt lenen hangt wel af van de financiële prestaties van je zonproject. 

De exploitatie van een zonnepark genereert inkomsten uit verschillende bronnen. De meest voor de hand liggende inkomstenbron is de verkoop van elektriciteit. Als het zonnepark is aangesloten op het net, kan de groene elektriciteit uit de zonnepanelen worden teruggeleverd en verkocht. Hoe hoog deze inkomsten zijn, is afhankelijk van de elektriciteitsprijs op het moment van teruglevering. Als je zelf ook energie verbruikt, wordt je energieproductie en -verbruik aan het einde van het jaar verrekend door je energieleverancier. Dit wordt ook wel salderen (zie FAQ 4.4) genoemd. 

Daarnaast verdien je met een zonnepark ook aan zogenaamde CO2-certificaten. Als je zonnepark is aangesloten op het net, kun je voor de geproduceerde groene stroom duurzaamheidscertificaten krijgen. Dit zijn certificaten die bewijzen dat jouw elektriciteit duurzaam is opgewekt en dus CO2-uitstoot vermindert. Zo’n certificaat, ook bekend als Garantie van Oorsprong (GvO), kun je vervolgens laten verkopen door een handelaar. Zo krijg je per geproduceerde kWh zonne-energie nog wat extra inkomsten. 

Op dit moment zijn inkomsten uit stroomverkoop en GvO’s niet voldoende om een zonnepark rendabel te maken. Daarom kun je voor de aanleg van zonnepanelen subsidie (zie FAQ 6) aanvragen, zoals de bekende SDE++-subsidie. Deze subsidie dekt het verschil tussen de kosten en de inkomsten van het zonnepark gedurende de eerste 15 jaar.  

Bij de realisatie van een zonnepark heb je te maken met twee verschillende soorten uitgaven: eenmalige investeringen aan de start van het project, en jaarlijks terugkerende kosten. 

De eenmalige investering, ook wel CAPEX genoemd (naar het Engelse Capital Expenditure), bestaat voor het grootste deel uit kosten voor de techniek. Oftewel, de prijs die je betaalt voor de zonnepanelen, de tafels waar ze op liggen, de bekabeling en de omvormer. Vaak sluit je hiervoor met een leverancier een zogeheten EPC-contract af, waarin de hele installatie van het zonnepark als pakket wordt aangeboden tegen een vaste prijs per vermogenseenheid. 

Daarnaast komen bij een zonnepark ook nog andere eenmalige kosten kijken. De netaansluiting is vaak de grootste post. De prijs van de netaansluiting is dan ook een belangrijke indicator om te zien of een zonproject financieel haalbaar is of niet. Ook moet je denken aan kosten voor vergunningsprocedures, financieringskosten voor de bancaire lening en (arbeids-)kosten rondom de ontwikkelfase. 

Periodieke uitgaven tijdens de exploitatiefase van een zonnepark zijn ook wel bekend als de OPEX (van Operational Expenditure). Dit zijn jaarlijks terugkerende kosten die gedurende de hele levensduur van het zonproject worden gemaakt. Een belangrijk deel hiervan gaat naar onderhoud van de zonne-installatie. Hiervoor sluit je een Onderhoud & Management (O&M) contract af. Soms zit de benodigde vervanging van grote onderdelen, zoals de omvormer, al bij dit contract inbegrepen. Andere terugkerende kosten bestaan onder andere uit kosten voor de netaansluiting, technisch en commercieel beheer, verzekeringen, landhuur en meetdiensten. 

Tot slot spelen ook de kosten voor de bancaire lening een rol. Als je je zonnepark deels met bancair vermogen financiert (zie FAQ 7.1), moet je die lening aflossen over een periode van bijvoorbeeld 15 jaar. Ook moet je rente betalen over het geleende bedrag. Als de inkomsten van het zonnepark te laag zijn in verhouding tot de aflossing en de rente, kan de bank weigeren een lening te verstrekken. 

In een exploitatieberekening maak je een overzicht van de kosten en de opbrengsten van je zonnepark over de hele levensduur, zodat je een inschatting krijgt van wat je met je zonproject kunt verdienen en of het project financieel haalbaar is. Een eenvoudig exploitatieoverzicht, ook wel businesscase genoemd, bestaat uit een optelsom van inkomsten (zie FAQ 7.2) en uitgaven (zie FAQ 7.3) voor ieder jaar dat de installatie in bedrijf zal zijn. Hiervoor maak je een inschatting van de eenmalige investering, ook wel CAPEX genoemd (naar het Engelse Capital Expenditure), en jaarlijks terugkerende kosten tijdens de exploitatiefase van het zonnepark, ook wel bekend als OPEX (van Operational Expenditure). Denk ook aan aflossing en rente over de bancaire lening en aan eventuele belastingen. 

De optelsom van inkomsten en uitgaven resulteert in een netto kasstroom die jouw zonproject jaarlijks overhoudt. Met deze kasstroom kan je bepaalde financiële indicatoren uitrekenen, bijvoorbeeld het interne rendement en de dekkingsgraad van het bancair vermogen. Aan de hand van deze kengetallen bepaal je of het zonproject financierbaar is en of het behaalde rendement voldoende is om te gaan investeren. 

Het maken van een goede exploitatieberekening voor een zonnepark is specialistisch werk. Een eenvoudige berekening kun je vaak zelf wel opstellen, maar voor betrouwbaardere resultaten heb je al snel een gedetailleerd, goed doorontwikkeld financieel model nodig. Het is daarom aan te raden hiervoor advies in te winnen bij een expert voordat je in een zonnepark investeert.  

Er zijn grofweg drie manieren om geld te verdienen aan je zonnepark. Iedere optie heeft voor- en nadelen en het is afhankelijk van je wensen en mogelijkheden voor welke optie je het best kunt kiezen. 

De meest laagdrempelige mogelijkheid om inkomsten uit een zonnepark te genereren is om de beschikbare grond te verpachten aan een projectontwikkelaar. Dit betekent dat je een overeenkomst aangaat met een professionele ontwikkelaar, waarin je de grond tegen een afgesproken vergoeding beschikbaar stelt voor de aanleg van een zonnepark. Dit betekent dat alle risico’s met betrekking tot het zonproject worden opgenomen door de ontwikkelaar en dat je zelf geen verantwoordelijkheden hebt in de realisatie en exploitatie van het park. Op deze manier ben je verzekerd van inkomsten gedurende een vaste periode, vaak minimaal 15 jaar. Het nadeel is dat deze inkomsten lager zijn dan wanneer je het project niet geheel uitbesteed. 

Een tweede optie is om de ontwikkeling van het zonnepark zelf op je te nemen, eventueel in samenwerking met een externe partij. Ontwikkeling van een zonnepark neemt al snel een paar jaar in beslag. Na realisatie van het park kun je het vervolgens doorverkopen aan een ontwikkelaar, investeerder of energiebedrijf. De inkomsten uit de exploitatiefase gaan daarmee naar de koper. 

De laatste mogelijkheid is om naast de ontwikkeling ook de exploitatie in eigen beheer te doen. Dit betekent dat je zelf profiteert van de opbrengst van het zonnepark wanneer dit in bedrijf is. Het rendement uit een zonnepark kan aantrekkelijk zijn, maar dit betekent ook dat je zelf de financiële risico’s van het zonproject draagt. 

8. Batterijopslag

Als ondernemer is de aanleg van een zonnepark of zonnedak vaak interessant. De zelfopgewekte duurzame energie kan worden ingezet binnen de dagelijkse bedrijfsvoering, waardoor je minder stroom hoeft in te kopen en je bovendien minder afhankelijk bent van het elektriciteitsnet.  

Het kan echter best uitdagend zijn om de stroomopbrengst uit de zonnepanelen goed af te stemmen op de energiebehoefte van je bedrijf. De opwek van zonnestroom is natuurlijk sterk afhankelijk van weersomstandigheden, waardoor je op sommige momenten een overschot aan energie zult hebben en op andere momenten juist een tekort. Op dit moment is het nog mogelijk om teruglevering van duurzame energie te salderen (zie FAQ 4.4), maar deze regeling zal geleidelijk worden afgebouwd. Daarom wordt het steeds aantrekkelijker om zonne-energie zoveel mogelijk direct in te zetten voor eigen verbruik. 

Om te zorgen dat de energie uit jouw zonnepark zo efficiënt mogelijk kunt gebruiken binnen je bedrijfsvoering, biedt batterijopslag uitkomst. Met behulp van een batterij kan een teveel aan zonne-energie tijdelijk worden opgeslagen, waarna je de energie op een moment van tekort alsnog kunt gebruiken.  

Om de batterij, het zonnepark en de verbruikers binnen je bedrijf zo goed mogelijk met elkaar te laten samenwerken, zijn er slimme aansturingssytemen ontwikkeld. Aan de hand van een intelligent batterijalgoritme bepaalt dit systeem wanneer de zonnestroom het best van en naar de batterij kan lopen. Ook kan het systeem bepalen wanneer grote verbruikers het best kunnen worden in- of uitgeschakeld. Zo worden opwek uit het zonnepark en energieverbruik binnen je bedrijf zo goed mogelijk op elkaar afgestemd. 

Een groot voordeel van het gebruik van zo’n managementsysteem bij batterijopslag, is dat je daarmee de batterij zo klein mogelijk kunt houden. Het systeem weet precies hoeveel opslag je nodig hebt de energie uit het zonnepark efficiënt te gebruiken, en zo voorkom je dat je onnodig een te grote batterij aanschaft. Omdat de kosten voor een batterij flink kunnen oplopen, levert dit al gauw een behoorlijke besparing op je investering.  

Staat je vraag er niet bij? Neem contact op

Contact +31 85 3034371